Kerkuil, vogel van de nacht

Kerkuil, vogel van de nacht deel 2

ringje tsjerkûlen yn fryslân

SAMENVATTING CLIPS, DEEL 1: 1-14 maart

DEEL 2, 14-28 maart

DEEL 3, 29 maart-10 april

DEEL 4, 11-25 april

DEEL 5, 25 april- 15 mei

zondag 18 april 2010

Algemene informatie

Kerkuil (Tyto alba)
Even voorstellen
Onmiskenbaar is de witte hartvormige ‘gezichtssluier’ met de twee zwarte ogen. De kleur van het verenkleed is over het algemeen licht, de rugzijde grijs met zwart-witte vlekjes, de buik wit (W- en Z-Europa). De kerkuil is 33 tot 39 cm en heeft een slank lichaam met lange vleugels en poten. Hij dankt zijn naam aan het broeden in nissen van kerktorens. Hij broedt overigens ook in boerenschuren en andere gebouwen (vandaar de Engelse benaming Barn owl). Het is echt een vogel van het boerenland.

Bijgeloof
Vroeger was men bang van de kerkuil. Als de witte uil in het donker op jacht was en langs het verlichte raam van een zieke vloog, zag men een witte, schreeuwende verschijning met gitzwarte ogen langs zweven. Men dacht dat het een spook was dat de zieke al uitnodigde hem naar de begraafplaats te volgen. Hij werd destijds ook wel kerkhofuil genoemd.

Repertoire
Het repertoire van de kerkuil is rijk, met wel 17 duidelijk herkenbare geluiden. De zang is vaak waar te nemen in de periode van paarvorming. Ter bevestiging van de paarband zingen mannetjes en vrouwtjes snorrende klanken, die in een schril, hoog snorren kunnen overgaan. Beide geslachten hebben ook een eigen paringsroep. Tegen rivalen wordt een extreem luide gillende territoriale roep gebruikt. Een zeer bekend geluid van de kerkuil is het ‘afweerruisen’ in bedreigende situaties. Nestjongen reageren op allerlei geluiden en voorvallen met dit ruisen of blazen.

Rust en activiteit
Kerkuilen zijn erg gesteld op dekking en ongestoorde roestplaatsen. Overdag kunnen ze urenlang onbeweeglijk stilzitten, vaak op één poot. In de balts- en broedtijd (ten minste tien dagen voor de eieren worden gelegd) roesten de ouders overdag op de broedplaats. Als het legsel compleet is neemt het mannetje afstand en rust weer op zijn oude roestplaats. Ze worden actief bij het invallen van de duisternis, ongeveer een uur na zonsondergang.

Broedsucces in nestkasten
De turbulente ontwikkelingen op het platteland (verkavelingen, intensiever graslandgebruik, effectievere muizenbestrijding, verdwijnen ruige hoekjes en dergelijke) maakten het leven voor de kerkuilen er lange tijd niet makkelijk op. In 1980 waren nog maar 100 paartjes kerkuilen over. Sindsdien gaat het de soort weer wat beter, hetgeen mede te danken is aan het intensieve beschermingsprogramma. Begin jaren zeventig werd een nestkast-programma opgezet. De speciaal voor de soort gemaakte nestkasten bleken goed aan te slaan; inmiddels broedt zo'n negentig procent van de Nederlandse kerkuilen erin! De door Vogelbescherming ondersteunde Kerkuilenwerkgroep Nederland bestaat uit regionale groepen die zich bezighouden met het aanbrengen en onderhouden van nestkasten en het geven van voorlichting.

Kerkuil in het kort
Aanwezig: het hele jaar

Voedsel: muizen, kikkers, kleine vogels en insecten

Aantal broedparen: 2000-2100 (2006, SOVON)

Broedtijd: maart-oktober

Aantal legsels: 1-2 per jaar

Aantal eieren: 4-7

Broedduur: 30-34 dagen

Uitvliegen jongen: 44-67 dagen na het uitkomen

1 opmerking: